Zijn de opmaak en volgorde van de Kuran tijdens het leven van de profeet (saw) bepaald?
Het aantal, de opmaak en de volgorde van de verzen van de Kuran zijn bepaald door de openbaring en niet anders dan de Kuran die we nu reciteren.[1] Er zijn betrouwbare authentieke overleveringen die duidelijk aantonen dat de profeet (saw) met grote opmerkzaamheid en zorg de plaatsen van de verzen aan de schrijvers van de Kuran heeft onderwezen.[2]
Teneinde deze waarheid aan te tonen geven wij hieronder een aantal voorbeelden:
Volgens een overlevering die door de grote hadis geleerde Ahmed bin Hanbel aan ons is overgeleverd heeft de profeet (saw) het volgende verkondigd:
“Djbril heeft mij opgedragen om het vers “Voorwaar, Allah beveelt rechtvaardigheid en het goede”[3] op te nemen in soera an-Nahl als vers 90.[4]
Volgens een andere overlevering zei Abdulah bin Abbas dat Djbril de profeet (saw) opdroeg om het vers “En vrees de dag waarop jullie tot Allah worden teruggebracht”[5] na het vers 280 van soera al-Baqara te zetten. [6]
Volgens ehadis kwamen de profeet (saw) en Djibril tijdens de maand Ramadan elke avond bij elkaar om wederzijds de Kuran te reciteren.[7]
Dit gebeurde elk jaar tot aan het overlijdensjaar van de profeet (saw). In dat jaar gebeurde dit zelfs tweemaal. De laatste ervan wordt tot op de dag van vandaag herdacht als Arza-i akhire. Omdat deze laatste recitatie werd uitgevoerd in het Quraishi dialect, wordt de Kuran sindsdien met dat dialect gereciteerd. [8]
Uit al deze informatie zien wij duidelijk dat zelfs het dialect om de Kuran te reciteren, is bepaald tijdens het leven van de profeet (saw).
Footnotes
- ^ Zie. es-Suyutī, el-Itkan, I, 76-83, ez-Zerkanī, Abdulazim, Menahilu’l-Irfan, I, 340-341; el-Qattan, el-Mebahis, 139; Cerrahoğlu, Tefsir Usulü, 56
- ^ Zie Bukhari, Tefsir, 18; Ahkam, 97; Ahmed b. Hanbel, III, 120; IV, 381; Suyutī, Itkan, I, 80-82; Subhi Salih, Mebahis, 69-71
- ^ De Kuran 16:90
- ^ Ahmed b. Hanbel, Musned, VI/218
- ^ De Kuran 2:281
- ^ Kurtubī, I, 61
- ^ Bukhari, Bedʾu’l-waḥy, 5, Bedʾul-khalq, 6, Istiʾẕān, 43; Muslim, Feżāʾilu’ṣ-ṣaḥābe”, 98, 99
- ^ Ibn Sa‘d, II, 195